Gert Vanthournout, An Peeters, Amber Hoefkens
Evoluties in de Toelatingsproef voor Graduaatsopleidingen
De Toelatingsproef Graduaten (TPG) in Vlaanderen biedt studenten zonder diploma secundair onderwijs de kans om aan een graduaatsopleiding te beginnen. Deze proef werd in 2019 ingevoerd als een maatregel voor tweede kans onderwijs. In het academiejaar 2022-2023 veranderde de opzet van de proef: een vaste toets werd vervangen een unieke toets per kandidaat met vragen getrokken uit de itemdatabank. De invoering van deze toets variant gepaard met een daling in het slaagcijfer op de toelatingsproef van 10%.
In een eerder nieuwsbericht bespraken we de oorzaken van deze daling. Ons onderzoek toonde aan dat zowel strengere selectiecriteria als veranderingen in de achtergrond van de kandidaten een rol speelden. Verder onderzoek bevestigde dat vragen die al vier jaar deel uitmaken van de toets, tijdens die periode geleidelijk moeilijker werden. Omdat de items niet veranderden, suggereert dit dat de competenties van de kandidaten veranderen. Of deze trend zich beperkt tot de toelatingsproef of een bredere ontwikkeling is, blijft onduidelijk.
Gevolgen van strengere selectie voor studiesucces
Wat betekent de strengere selectie voor het studiesucces van deze studenten in hun eerste jaar? We kunnen dit beoordelen door hun studierendement van TPG-studenten te vergelijken met dat van reguliere studenten met een diploma secundair onderwijs. Studierendement is het percentage studiepunten dat studenten behalen aan het einde van hun eerste jaar. Het doel van de toelatingsproef is altijd geweest om studenten te selecteren die vergelijkbaar presteren met reguliere studenten. Als geselecteerde studenten veel hoger scoren, is de proef te streng. Als ze veel lager scoren, moeten we de waarde van de proef in vraag durven stellen.
Het is belangrijk om naast het studierendement ook de achtergrondkenmerken van de studenten te bekijken. In onze studie keken we naar leeftijd, geslacht, studiegebied, onderwijsvorm en geboorteplaats. Onze analyse toonde aan dat de groepen op al deze kenmerken verschilden, behalve voor geslacht. Zo zijn er meer 18-jarigen in de groep die via de toelatingsproef instroomt. Deze studenten volgden vaker technisch secundair onderwijs en kozen vaker voor een opleiding in Handel en Bedrijfskunde.
Lager studierendement: een nuance
Studenten die via de toelatingsproef instromen, behalen gemiddeld 14% minder studierendement dan de diploma-studenten (53% tegenover 67%). Maar als we de achtergrondkenmerken meenemen, verdwijnt het verschil tussen de groepen. Dit betekent dat het lagere studierendement niet komt door de toelatingsproef zelf, maar door de achtergrond van de studenten. Leeftijd is daarbij de belangrijkste voorspeller. Zoals de figuur toont behalen jongere studenten (18-25 jaar) minder studiepunten dan oudere studenten. Bij de meeste leeftijdscategorieën is het verschil tussen beide groepen studenten relatief klein. Het grootste verschil zien we bij 18-jarigen. Dat is niet verwonderlijk want daar zijn de verschillen in kenmerken tussen onze twee groepen het grootst. Bij de diploma-studenten zijn dit studenten die doorheen hun loopbaan geen studieachterstand hebben opgelopen in het ASO, TSO of KSO. Bij de TPG-studenten betreft het studenten die omwille van een bepaalde reden er niet in geslaagd zijn hun diploma te halen, maar die toch al willen proberen te starten in het hoger onderwijs. Het is aannemelijk dat voor een deel van deze studenten de problematiek die hen verhinderde om een diploma te halen niet plots verdwenen is wanneer ze in het hoger onderwijs instroomden.
Conclusie
Ondanks het lagere studierendement selecteert de toelatingsproef de juiste studenten, vooral na de leeftijd van 21 jaar. Om het verschil in studierendement verder te verkleinen, zijn andere maatregelen nodig dan het verstrengen van de proef. We kunnen jongeren van 18 jaar afraden om versneld in te stromen en meer inzetten op ondersteuning in het secundair onderwijs om ervoor te zorgen dat ze hun diploma behalen. De overheid zou ook kunnen overwegen de minimumleeftijd voor deelname aan de proef te verhogen naar 21 jaar, om deze short-cut onmogelijk te maken, en zo het oorspronkelijke doel van een tweede kans te behouden.