Iedereen die op het werk wordt blootgesteld aan warmte of koude heeft recht op bescherming. De codex over het welzijn op het werk (Titel 1 van boek V) bepaalt dat de werkgever een risicoanalyse moet opstellen voor thermische omgevingsfactoren. Op basis van die analyse moet de werkgever vooraf een set beschermingsmaatregelen opstellen.
De wetgeving legt meer dan vroeger de nadruk op de risicoanalyse van de verschillende factoren die een rol spelen in de thermische omgeving:
De effecten van de combinatie van al deze factoren, maar ook de evolutie van deze factoren tijdens de werkduur moeten meegerekend worden. De werkgever moet op basis van de resultaten van de risicoanalyse de gepaste preventiemaatregelen bepalen. Deze maatregelen moeten ook met de actiewaarden voor blootstelling rekening houden alsook met de gangbare voorschriften en gebruiken inzake comfort op de arbeidsplaats.
Deze maatregelen worden voor advies voorgelegd aan de bevoegde preventieadviseurs en aan het comité voor preventie en bescherming op het werk en het wordt gevoegd bij het globaal preventieplan. De werkgever voert dit programma uit van zodra de actiewaarden worden overschreden.
Daarnaast zijn specifieke maatregelen bepaald voor een aantal situaties zoals voor het werken in koelruimten, aan ovens of interventies in overmatige warmte.
De codex bevat ook actiewaarden, zowel voor koude als voor warmte.
De actiewaarden voor blootstelling aan koude worden vastgesteld op basis van de droge luchttemperatuur in functie van de fysieke werkbelasting:
Minimale luchttemperatuur | Fysieke werkbelasting | in watt |
---|---|---|
18°C | Zeer licht | minder dan 117 watt |
16°C | Licht | 117 tot 234 watt |
14°C | Halfzwaar | 235 tot 360 watt |
12°C | Zwaar | 361 tot 468 watt |
10°C | Zeer zwaar | meer dan 468 watt |
De actiewaarden voor blootstelling aan warmte worden vastgesteld uitgaande van de WBGT-index voor thermische belasting in functie van de fysieke werkbelasting. Deze index combineert 3 parameters nl. de droge (B), de vochtige (W) en de stralingsTemperatuur (G).
Maximale WBGT-index | Fysieke werkbelasting |
---|---|
29 | Licht of zeer licht |
26 | Halfzwaar |
22 | Zwaar |
18 | Zeer zwaar |
Omdat werknemers die zeer zwaar werk uitvoeren onvoldoende beschermd waren door de maximumwaarde van zwaar werk, werd ook een bepaling betreffende zeer zwaar werk opgenomen.
Ook een bepaling betreffende een korte blootstelling aan ernstige overmatige warmte werd opgenomen omdat in sommige omstandigheden (brand, …) interventies moeten worden uitgevoerd in omgevingen met uitzonderlijke temperaturen. Deze noodzakelijke jobs van korte duur worden uitgevoerd door opgeleide personen die een hoge warmtelast kunnen dragen, maar dit blijft evenwel een zwaar risico. Het is belangrijk voor deze taken om de mogelijkheden van de personen en de verwachte blootstelling vooraf te onderzoeken. De hieronder beschreven PHS-index tracht dit te doen.
De meting van de WBGT-index en de vergelijking met de maximumwaarden maken het mogelijk om juist te bepalen of er al dan niet een risico is voor de gezondheid van de werknemers. Op basis van de WBGT-index is het daarentegen niet mogelijk om een maximumduur van blootstelling te bepalen op basis van de schatting van de fysiologische parameters(centrale lichaamstemperatuur en dehydratatie). En het is dus des te moeilijker om een afwisseling inzake arbeidsduur en rustperiode te bepalen. Wanneer de maximum-waarden van de WBGT overschreden worden, weet men dus dat er een risico is, maar men kent het belang ervan niet.
Om op een preciezere manier het risico te evalueren en de te nemen preventiemaatregelen te bepalen is het dus noodzakelijk om een meer diepgaande analyse uit te voeren van de arbeidsomstandigheden. Zo maakt het model Predicted Heat Strain index (PHS, ISO-norm 7933) het mogelijk om de evolutie te voorspellen van zowel de centrale temperatuur als van de dehydratatie van de werknemer en het berekent de maximumduur van blootstelling ingevolge deze fysiologische parameters.
De bovenstaande actiewaarden zijn echter gezondheidslimieten en geen comfortgrenzen. Om het comfort in te kunnen schatten bekijken we kort 2 indices die dit proberen.
Deze afkorting staat voor Predicted Percentage of Dissatisfied – Predicted Mean Vote.
Om de index te bepalen moet men de volgende parameters kennen: activiteitsniveau, dus zwaarte van de arbeid uitgedrukt in met, de kledij, uitgedrukt in Clo, de droge temperatuur in °C; de relatieve vochtigheid in % en de snelheid van luchtverplaatsing in m/s. Het KB van 2012 verwijst rechtstreeks naar deze index inzake de effecten van de combinatie van de verschillende factoren in de risicoanalyse.
De PPD-index levert ons dan via de PMV-index het voorspelde percentage van mensen die gaan klagen en hij geeft ons een idee van de effecten van de combinatie van de factoren beschreven in de risicoanalyse. Zo kan deze index je bv. vertellen dat onder gegeven omstandigheden heel wat mensen zullen klagen, ondanks het feit dat de metingen van de parameters de actiewaarden niet overschrijden. De index kan berekend worden door gebruik te maken van tabellen of je kan programma’s downloaden die dit voor je doen.
Door het combineren van de droge met de vochtige temperatuur komen we in de figuren van Pils Lensden in zones terecht die de meeste mensen ofwel comfortabel (I), toelaatbaar (II) of onaangenaam (III) vinden. Hieronder geven we de comfortzones voor licht werk in zittende houding en zwaar werk. Deze index is evenwel niet in de wetgeving verankerd.
Zo kunnen bepaalde klimatologische omstandigheden ertoe leiden dat er geen gezondheidslimieten worden overschreden, terwijl de index toch aangeeft dat de meeste mensen het bv. onaangenaam zullen vinden.
LEER MEER OVER ERGONOMIE VIA EEN GROEPSBEZOEK AAN HET VEILIGHEIDSINSTITUUT |
Verschijningsdatum: november 2017, revisie september 2024
MEER WETEN? |