Eerst en vooral is er een verschil tussen een graduaat en bachelor. Een graduaat is korter (twee i.p.v. drie jaar), minder theoretisch en enorm praktijkgericht. Lees alle verschillen zeker hier verder.
Inhoudelijk zijn de drie opleidingen ook anders:
De bachelor Chemie focust op chemische processen en moleculen. Je leert analytisch en synthetisch onderzoek uitvoeren en werkt vaak met complexe chemische analyses. Denk bijvoorbeeld aan het identificeren van allergenen in een voedingsproduct voor het naar de consument gaat, of het onderzoeken van verschillende kunststoffen van schoenzolen. Na deze bachelor ben je – afhankelijk van je afstudeerrichting – biochemisch onderzoekstechnoloog, chemisch laboratoriumtechnoloog of procesoperator.
De bachelor Biomedische Laboratoriumtechnologie vertrekt vanuit de anatomie en fysiologie van de mens. Je leert cellen of moleculen analyseren, identificeren of zelfs modificeren met oog op het opsporen van ziekten en het ontwikkelen van geneesmiddelen. Na je studie word je medisch laborant (= een beschermde beroepstitel) in bijvoorbeeld ziekenhuislaboratorium of biomedisch laborant in farmaceutische bedrijf of een onderzoekslaboratorium.
Het graduaat Laboratoriumassistentie is praktijkgericht en richt zich op het ondersteunen van laboranten en onderzoekers. Bovendien leer je gegevens nauwkeurig registreren en hoe je een voorraad efficiënt beheert, zodat je ook goed voorbereid bent op zowel praktische als administratieve taken. Na je opleiding word je laboratoriumassistent en kan je terecht binnen de voedingsindustrie, basischemie of farmacie.
Nee, er is geen wetenschappelijke voorkennis nodig om te kunnen starten aan de opleiding. Vooral je interesse en motivatie zijn belangrijk voor een succesvol parcours.
Reken op 20 uur tot 30 uur per week, als je ook aan werkplekleren doet.
Nee, je kan de opleiding enkel overdag volgen. Je komt wel in aanmerking voor een individuele aanpassingen onder bepaalde voorwaarden.
In een graduaatsopleiding heet een stage eigenlijk werkplekleren. Je gaat meerdere keren per week naar een bedrijf of organisatie en leert er al doende. In het tweede semester van het eerste jaar is werkplekleren al een onderdeel van de opleiding. Vanaf het tweede jaar doe je zelfs een volledig jaar lang aan werkplekleren gecombineerd met lessen op de campus. Zo pas je de kennis uit de les onmiddellijk toe in de praktijk en helpt het om de theorie beter te begrijpen. Geleidelijk aan bouwen je taken en verantwoordelijkheden op de werkplek op.
Je kiest voor een praktijkgerichte opleiding, dus evalueren we voornamelijk vanuit de praktijk aan de hand van permanente evaluatie. Daarnaast is er voor de meeste praktijkvakken nog een kleine toets.